Rollend materieel

Lierwagen – Via een kabel wordt het zweefvliegtuig in de lucht gebracht


Toren – Controletoren bij de startplaats van de zweefvliegtuigen


Kabelwagen/tractor – De kabelwagen brengt de kabels naar de startplaats


Golfkarren – Hiermee worden zweefvliegtuigen naar de startplaats gebracht


Aanhangers – Voor het transport van de zweefvliegtuigen



Aan het begin van de dag brengt de lier de toren uit de hangaar naar de startplaats. Na ontkoppeling rijdt de lier vervolgens naar de andere kant van de startbaan. Daar wordt de lier opgesteld en de 4 trommels met kabels lierklaar gemaakt. Dan worden de 4 kabels aan de trekker gehangen en door de trekker naar de startplaats uitgereden. Op teken van de gezagvoerder van een startklaar vliegtuig wordt door de tiploper een kabel aan het vliegtuig aangehaakt. De tiploper houdt daarna de vleugels horizontaal. De gezagvoerder geeft een seintje aan de tiploper dat de kabel strak getrokken mag worden. De toren geeft deze boodschap via een lichtsignaal door aan de lierist op de lier. De lierist geeft wat gas en trekt daarmee de kabel langzaam strak. Op het moment dat de kabel strak staat wordt dit door de tiploper aan de toren doorgegeven. Vanuit de toren wordt door middel van een lichtsignaal doorgegeven. De lierist reageert hierop door meer gas te geven en met beheerste snelheid de kabels in te lieren. Het vliegtuig versnelt in een aantal seconden tot zo'n 100 km/uur en komt dan los van de grond. De gezagvoerder zal het vliegtuig dan in een gecontroleerde wijze laten klimmen. De lierist ziet aan de kabelstand wanneer gas terug genomen moet worden. De gezagvoerder in het vliegtuig merkt dat en zal daar op reageren door het vliegtuig te ontkoppelen van de kabel. Na een aantal checks zal de gezagvoerder het vliegtuig van het startveld vandaan sturen en op zoek gaan naar thermiek om verder hoogte te winnen en zo 10 minuten of 6 uur weg te blijven van het veld. Deze tijdsduur hangt af van de weersomstandigheden en de vaardigheden van de zweefvlieger te profiteren van de thermiek.
 
De aanhangers worden gebruikt om de vliegtuigen te vervoeren. In de aanhanger worden de romp, de vleugels en het stabilo goed beschermd opgeborgen. Aan het begin van de dag wordt op de startplaats de romp uit de aanhanger gehaald en vervolgens de vleugels en stabilo aan de romp gemonteerd. Aan het einde van de dag gebeurt dat natuurlijk weer in omgekeerde volgorde. Het kan natuurlijk zijn dat een vliegtuig buiten het vliegveld Deelen heeft moeten landen. De aanhanger wordt dan gebruikt om het vliegtuig elders op te halen.